Inge De Clerck, Dagvers

Inge De Clerck, Dagvers

Inge, hoe ziet de landbouwsector er volgens jou uit anno 2030? Worden we in 2030 allemaal microfarmer of eten we alleen nog kunstmatig geproduceerd voedsel?

Ik geloof dat we in dit geval best wel van twee walletjes zullen eten (lacht). Enerzijds zal een groot segment van onze voeding steeds artisanaler geproduceerd worden en zullen we zo dichter op het korteketenverhaal zitten. Anderzijds zullen we ook puur functioneel, engineered food sterk zien opkomen. We zullen onze manier van eten aanpassen aan de nood van dat moment en zullen veel meer nadenken over waarom we wat wanneer eten.

Welke rol zal de boer binnen een tiental jaar opnemen?

Steeds meer Belgische boeren vormen zich vandaag om tot bioboer en maken bewust de positieve keuze voor mens en milieu. Het aantal deelnemers aan de opleiding bioboer is de laatste jaren exponentieel gestegen. Die willen liefst allemaal een eigen plukboerderij beginnen. Dat werkt aan de rand van de stad of op het dak van een groot bedrijf, maar daarmee kan je helaas niet de hele wereld voeden. Hun doelpubliek is vrij klein, want niet iedereen heeft daar tijd voor. Er is ook te veel land nodig voor zo’n concept. Je vindt het bioverhaal immers vaak terug in twee uiteenlopende situaties. In heel welstellende biotopen, waar ze teruggrijpen naar de oude gebruiken – of in heel agrarische biotopen, waar ze geen andere keuze hebben en altijd zo gewerkt hebben, zonder pesticides met hulp van de natuur.
Boeren zullen moeten leren differentiëren in verschillende specialisaties. Kruiden kweken in containers is daar één voorbeeld van. Of in de kelder, via aqua- of andere culturen. Het wordt een nicheboer, die recht naar de consument toewerkt of in opdracht van coöperatie zoals Dagvers. Maar floreren binnen die niche is een hoogtechnologische opgave. Bioboeren zijn steeds vaker bio-ingenieurs, die experimenteren en engineeren met parameters als licht en voeding. Dat type boer zal niet vaak meer met de handen in de grond moeten ploeteren. Vandaag hebben boeren steeds vaker een technische achtergrond en brengen ze ook een pak zakelijke kennis mee in het bedrijf.
Aan de andere kant heb je de multinationals, namelijk de geïndustrialiseerde landbouw en monofarms. Die zullen gewassen op hoogtechnologische wijze preventief manipuleren, eerder dan ze nadien nog te bedelven onder de bestrijdingsmiddelen. Ze zullen hightech inzetten om het product van binnenuit te veranderen, in plaats van de omgevingsfactoren te gaan controleren. En dat hoeft niet per se slecht te zijn. Denk maar aan gemanipuleerde aardappelen die resistent zijn tegen allerlei ziektes, zodat ze ook in de woestijn kunnen groeien. Ginds bioaardappelen beginnen invoeren is ook geen optie, als je rekening houdt met de food miles.
Uiteindelijk zullen boeren tussen beide opties moeten kiezen. Het tussensegment zal gaandeweg wegvallen. De mediumgrote bedrijven zitten vandaag vaak nog gewrongen tussen industrieel rendementsdenken en de liefde voor het product.
En dan heb je nog de heel erg futuristische ontwerpen, zoals het drijvend concept van een ontwerpbureau uit Barcelona. In het midden van het prototype van deze selfcontaining farm bevindt zich de landbouwzone, daaronder wordt vis gekweekt. De afval van de vis zorgt voor het bevruchten van de groenten en de damp daarvan komt dan weer in de… terecht.
Zo’n cradle to cradle concepten zullen er meer en meer komen. Bedrijven en fabrieken zullen zich slimmer bij elkaar gaan groeperen. Een bedrijf dat algen kweekt voor proteïnen zal de warmte recupereren van de fabriek ernaast en ook andere loops creëren. De afval van de ene wordt de grondstof van de andere. Het wordt dus een veel complexer en gedifferentieerder, maar logischer verhaal. De old school boer zal stevig uit zijn oude sloffen mogen schieten.

 

“In 2030 zijn bioboeren ook bio-ingenieurs, die experimenteren en engineeren met parameters als licht en voeding. Dat type boer zal niet vaak meer met de handen in de grond moeten ploeteren. ” Want floreren binnen die artisanale niche wordt een hoogtechnologische opgave.

Hoe spelen jullie daarop in met jullie coöperatieve onderneming Dagvers?

We liepen tegen het probleem aan dat we geen lekkere, gezonde maaltijd op tafel kregen ‘s avonds, wegens tijdsgebrek. Ik plukte in de plukboerderij en wist hoe vers eten smaakt. Zo’n kant-en-klare lasagne komt dan zelfs nog niet in de buurt en heeft weinig meer te bieden dan vetten, suikers en verdikkingsmiddelen. Dat wil je je kinderen toch niet voorschotelen?
We zijn met boeren, cateraars en verpakkingsexperts gaan praten en werkten samen aan een duurzamer ketenbeleid. Met Dagvers willen we, meer dan een product op de markt te zetten, bovenal de hele keten duurzaam maken. We kiezen daarom voor een grootschalige artisanale keuken, zonder e-nummers of kleuren. We halen onze ingrediënten rechtstreeks bij de boer, verwerken die en brengen ze naar de klant.
Voor onze groenten werken we liefst samen met lokale bioboeren en CSA’s (Community Supported Agriculture). Producten die we niet lokaal kunnen telen, zijn wel biologisch en/of fair trade. De productie van de gerechten gebeurt grotendeels door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Zo werken we aan samenleving met een plaatsje voor iedereen.
Binnen tien jaar hopen wij op voorhand afspraken te maken met onze bioboeren en een bepaald aantal hectare van hun land te kunnen reserveren. De oogst daarvan zouden wij dan rechtstreeks van hen kunnen afnemen. Zo hebben ze meer omzet en een rechtstreekse afnemer. We zoeken op dit moment ook uit hoe we in de toekomst duurzamer kruiden kunnen kweken. Het zijn erg belangrijke smaakmakers in onze maaltijden, maar ze zijn ook erg duur en worden snel slecht. We zoeken vandaag al naar containeroplossingen, die ons toelaten om zelf een microfarm naast onze productie te bouwen. In samenwerking met Square Roots of lokale initiatieven als Urban Harvest, bijvoorbeeld. Zo heeft een deel van onze ingrediënten alvast geen food miles meer.
Daarna worden de ingrediënten ook duurzaam verwerkt. Dat gebeurt op grote schaal, in een vrij industriële keuken. We zijn geen mama’s die gezellig in een schort rond de keukentafel staan. Het is en blijft streng gecontroleerde voedingsproductie.
Op lange termijn willen we steden zo helpen om zichzelf zo zelfbedruipend mogelijk maken en te gaan voor een snelle korte keten, zodat de natuur in het buitenstedelijk gebied niet opgeofferd moet worden voor landbouwdoeleinden. Dat leidt tot minder food miles en wie weet ook minder stress, voor wie zijn groenten zelf kan gaan plukken in de volkstuintjes als tegengewicht voor het drukke stadsleven.

Hoe bereid jij je persoonlijk voor op 2030?

Onze carrières zijn niet meer zo lijnrecht als ze ooit waren. Ikzelf vind het bijzonder boeiend om constant in verschillende richtingen mee te evolueren. Weliswaar met een stevig kompas in de hand. Voor mij zijn dat vaste waarden zoals duurzaamheid, engagement en een positieve bijdrage aan de maatschappij. Vandaag is iedereen een beetje ondernemer. Want stilstaan is meer dan ooit achteruit gaan. Als je je verzet tegen verandering, ben je ten dode opgeschreven.
Dat geldt ook voor Dagvers. Onze coöperatieve is bijzonder future proof, omdat wij voortdurend een vinger aan de pols houden van onze stakeholders. Onze aandeelhouders zijn de boeren, klanten en medewerkers. Iedereen wordt gehoord en is continu betrokken bij het grotere verhaal. We krijgen daardoor dagelijks waardevolle input van onze 138 extra paar ogen en oren. Terwijl grote bedrijven veel moeten investeren in marktonderzoek, zit die mensgerichte gedachte zit intrinsiek ingebakken in ons systeem. We zijn er klaar voor!

Gearchiveerd door Inge