Frederik, waarom en – sterker nog – waarover zullen we in 2030 praten met onze auto, koelkast en andere geconnecteerde objecten?
Goeie vraag! (lacht) The Internet of Things zal onze levenskwaliteit tegen 2030 drastisch verbeteren. Slimme, geconnecteerde objecten zullen heel wat data kunnen verzamelen via sensoren. Uit die data kunnen wij dan weer erg veel leren, zodat we bijvoorbeeld weer andere slimme objecten automatisch kunnen manipuleren en slimmer kunnen aansturen.
Op lange termijn zullen wij zelfs niets meer hoeven te zeggen tegen onze slimme objecten om ze aan te sturen, maar zullen ze onderling communiceren en van elkaar bijleren.
Welke rol is er in zo’n toekomst nog weggelegd voor ‘domme hardware’?
Kabels worden op dit moment meestal nog gebruikt voor twee zaken: om data door te sturen of stroom te geven aan een toestel. Voor een wasmachine of frigo zal ook in 2030 nog een kabel nodig zijn. Die verbruiken namelijk veel stroom. Toestellen die weinig energie gebruiken zullen evolueren naar zonne-energie en andere soorten van energy harvesting. Zo kan je bijvoorbeeld ook energie halen uit een draadloos signaal. Vandaag wordt al uitgezocht hoe zo’n energieoverdracht geoptimaliseerd kan worden. Ook draadloze netwerken poppen vandaag al overal op. Ikea experimenteert nu al met draadloze oplaadsystemen. In de toekomst zal je gsm automatisch opladen als je een kamer binnenkomt. Vandaag staan ze al ver met deze technologie, maar hebben ze het grote risico voor hartpatiënten die een pacemaker dragen nog niet kunnen uitsluiten.
En wat met het toetsenbord en onze vertrouwde sleutelbos, bijvoorbeeld?
Het ‘domme toetsenbord’ en de ‘domme sleutel’ gaan er sowieso snel uit. Want we kunnen het meteen al veel grootser zien dan dat. In de toekomst zullen we allemaal een virtuele assistent hebben, waarmee je via voice commando’s of andere interfaces kan converseren.
Op basis van onze data zal die assistent ons adviseren en modereren. Is je temperatuur of hartslag te hoog? Dan zal het je aanmoedigen om het even wat rustiger aan te doen. Zo zal AI je op lange termijn zelfs bij het ordenen van jouw gedachten kunnen helpen. We zullen als het ware een artificieel intelligente twin krijgen, die ons zowel zal helpen met het oplossen van onze grote levensvragen als bij kleine praktische zaken. Wie de film Her gezien heeft kan zich daar al iets bij voorstellen. We moeten ons natuurlijk ook bewust blijven van de gevaren. AI moet gebruikt worden om de mens te assisteren, niet andersom. We mogen geen slaaf worden van ons systeem. Als jouw twin automatisch aan die van jouw baas geconnecteerd wordt, zal je daar bijvoorbeeld niet altijd gelukkiger van worden.
“In 2030 worden wij allemaal dataproducent en -handelaar. We zullen onze eigen data en die van onze omgeving monitoren met behulp van de sensoren in de slimme, geconnecteerde objecten die we bijhebben. Die data zullen we kunnen doorverkopen aan een derde partij.”
IoT brengt met andere woorden niet alleen maar voordelen met zich mee?
Dat klopt. IoT is in vele gevallen een middel om duurzame toepassingen in gang te zetten en zo een positieve bijdrage te leveren aan onze maatschappij. Maar wanneer we in de toekomst miljarden geconnecteerde toestellen op het internet willen laten draaien, zal dat enorm veel energie kosten.
We weten allemaal wel ongeveer hoeveel het kost om een vaatwasser een uur te laten draaien, maar hebben geen idee hoeveel energie een mail sturen kost. Om nog maar te zwijgen van een gigantisch netwerk waarop continu miljarden toestellen draaien… Voor die energievretende tussenfase moet dus nog een duurzame oplossing gezocht worden.
Je hebt het over miljarden geconnecteerde toestellen. Hoe zullen wij in de toekomst omgaan met de constante datastroom die hun sensoren genereren?
In 2030 worden wij allemaal dataproducent en -handelaar. We zullen niet alleen in staat zijn om zelf data te produceren – door gewoonweg te leven – maar ook om de data van onze omgeving te monitoren, met behulp van de sensoren in de geconnecteerde, slimme objecten die we in bijhebben. Die data zullen we kunnen doorverkopen aan een derde partij. Nu werkt dat model nog andersom. Je gebruikt een app, zoals de Fitbit of Nike Running, en je geeft die data automatisch weg. Je kan er gratis wel enkele inzichten uithalen, maar voor extra features moet je vaak nog betalen. De makers van de app zijn met andere woorden eigenaar van jouw data. In 2030 draaien we de rollen om. Door middel van laagdrempelige, gebruiksvriendelijke IoT-systemen zullen we onze data zelf kunnen verzamelen en zullen we ermee aan de slag kunnen om verschillende apps of platformen ermee te voeden.
Welke rol neemt All Things Talk, het bedrijf waarvoor jij werkt, daarbij op?
All Things Talk linkt de fysieke met de digitale wereld – en dus de sensoren met de uiteindelijke app. We hebben een cloud platform gebouwd waarmee je dingen, toestellen of systeempjes die sensoren hebben, via eender welk communicatiemiddel makkelijk kan connecteren met ons platform. Eenmaal je die sensordata hebt doorgestuurd kan je die data makkelijk visualiseren, combineren en automatiseren. Wie voldoende digitale skills heeft, kan hier heel veel uit leren en inzichten uithalen. Een voorbeeld: in grote kantoorgebouwen wordt via een sensor gemeten hoeveel mensen er gedurende hoeveel tijd waar plaatsnemen. Daaruit kan je nadien leren hoe je jouw flexibele werkplaats beter kan organiseren, waar er meer gepoetst moet worden en hoeveel mensen er wanneer thuis werken. Misschien kan je wel besluiten dat je maar de helft van je ruimte nodig hebt.
Daarnaast bouwen we aan een sterk ecosysteem en hebben we contacten met zowel mensen die de sensoren bouwen als met degene die de apps maken.
Welke beweging hopen jullie door middel van Internet of Things en andere nieuwe technologieën in gang te zetten met All Things Talk?
We geloven sterk in cocreatie, communityvorming en burgerparticipatie. Zo hebben we in Aalst net een project opgestart rond luchtkwaliteit, met een team van drie tot vier mensen en twee hogescholen die meebouwen aan het meetsysteem. Burgers kunnen hun meetsysteem zelf in elkaar steken of afgewerkt kopen. Daarna hangen ze het simpelweg op aan de straatkant hangen en kunnen ze data verzamelen. Op die manier leren we mensen niet alleen bewuster omgaan met slimme objecten, sensoren en digitale toepassingen, maar maken we hen ook heel erg bewust van hun impact op de maatschappij en het milieu. Als de hele wijk of stad meedoet, zouden we bijvoorbeeld kunnen meten wat de impact is als we een week massaal de fiets zouden nemen. Je kan zo allerlei uitdagingen koppelen aan het object.
Op die manier hopen we een positieve bijdrage te kunnen leveren aan de maatschappij en de levenskwaliteit te verbeteren. Als we die data zelf onafhankelijk verzamelen, hebben we zelfs genoeg in handen om de politieke agenda mee te bepalen en vormgeven.
Kunnen kinderen hier ook al mee aan de slag?
Kinderen vinden dit soort uitdagingen geweldig! Je laat hen een eenvoudig IoT-syteempje opzetten, verzamelt alle data die de sensoren tijdens de loop van het project hebben opgevangen en leert kinderen die data nadien ook analyseren en verklaren.
We willen mensen alle tools in handen geven om met technologie aan de slag te gaan, die trouwens steeds laagdrempeliger wordt. Wij willen verschillende groepen activeren om samen bepaalde zaken te gaan meten, analyseren en nadien ook te manipuleren door zelf wijzigingen te veroorzaken. Dat kunnen scholen zijn, jeugdbewegingen, wijken of steden.
Welke nieuwe jobs zal de opmars van deze slimme, geconnecteerde objecten opleveren?
Op korte termijn zal die evolutie heel wat nieuwe technische jobs creëren. We zullen heel wat installateurs en digitale profielen nodig hebben om alles wat met IoT te maken heeft te installeren en het systeem erachter te beheren. In een tweede fase zal dat vooral van de toepassingen afhangen die die slimme systemen zullen mogelijk maken. En die jobs, die kan je zo gek niet bedenken. De vraag is dus eerder: wat wil jij later worden?